[index]
De
Nieuwe Bijbelvertaling (2004)
1 Korintiƫrs
13
De liefde
1 Al sprak ik de talen van alle mensen
en die van de engelen had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan
een dreunende gong of een schelle cimbaal.
2 Al had ik de gave om te profeteren
en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof
dat bergen kan verplaatsen had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.
3
Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al
gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn had ik de liefde
niet, het zou mij niet baten.
4 De liefde is geduldig en vol goedheid.
De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid.
5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent
het kwaad niet aan,
6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt
vreugde in de waarheid.
7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles
hoopt ze, in alles volhardt ze.
8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieƫn
zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan
9
want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte
komt zal wat beperkt is verdwijnen.
11 Toen ik nog een kind was sprak
ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen
ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten.
12 Nu kijken we nog in
een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt,
maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.
13 Ons resten
geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
[index]