[index]
Het
Boek (2000)
1 Korintiërs 13
1 Als ik wel de talen van mensen en engelen zou spreken, maar geen liefde heb,
klink ik als een dreunende gong of een schetterende cimbaal.
2 Als ik
Gods woord doorgeef, alle diepe dingen doorgrond en alles weet en al het geloof
heb, zodat ik bergen kan verzetten, maar geen liefde heb, ben ik niets.
3 Als ik mijn bezittingen stuk voor stuk uitdeel en mijn lichaam geef om te worden
verbrand, maar geen liefde heb, dan heb ik er niets aan.
4 De liefde is
geduldig; de liefde is vriendelijk; de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig
en is niet trots;
5 zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt
zich nooit beledigd; zij neemt niemand iets kwalijk;
6 zij is niet blij
met onrecht, maar juist met de waarheid.
7 De liefde beschermt altijd,
heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand.
8
Aan de liefde komt nooit een einde. Het spreken namens God zal eens niet meer
nodig zijn; het spreken in vreemde talen zal ophouden; kennis zal dan niet meer
worden gevraagd.
9 Want wat wij weten, is onvolledig; en wat wij namens
God zeggen, is gebrekkig.
10 Maar wanneer het blijvende en volmaakte komt,
is dat het einde van het gebrekkige en onvolmaakte.
11 Toen ik een kind
was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en redeneerde ik als een kind.
Maar nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke voorgoed achter mij gelaten.
12 Nu hebben wij nog geen heldere kijk op Christus, maar later zullen wij oog
in oog met Hem staan. Ik ken Hem nu nog niet volkomen, maar dan zal ik Hem volledig
kennen, zoals Hij mij door en door kent.
13 Kortom, er zijn drie dingen
die blijven: Geloof, hoop en liefde. Maar de liefde is het voornaamste.
[index]